De integratie van het aspect huishoudelijk afvalwater in het Vlaamse ruimtelijk beleid
Jessica Janssens
Master
Stedenbouw
en ruimtelijke planning
2021— 2022
onderzoek
promotoren
Tom Coppens
Guy Vloebergh
DE INTEGRATIE VAN HET ASPECT HUISHOUDELIJK AFVALWATER IN HET VLAAMSE RUIMTELIJK BELEID
Hoe we in Vlaanderen omgaan met ons huishoudelijk afvalwater is betreurenswaardig. Momenteel verkeert slechts 1 van de 195 Vlaamse waterlopen in een goede ecologische toestand. De deadline die Europa heeft gesteld om de waterkwaliteit van deze waterlopen tegen 2027 op te krikken lijkt niet haalbaar. Tot die vaststelling komt Jessica Janssens van de universiteit Antwerpen in haar masterproef stedenbouw en ruimtelijke planning.
Hoe we in Vlaanderen omgaan met ons huishoudelijk afvalwater is betreurenswaardig. Het resultaat is dat momenteel slechts 2 van de 506 geëvalueerde oppervlaktewaterlichamen in een goede ecologische toestand verkeren (Ecologische toestand — VMM, 2020).
Ook met onze beschikbare ruimte springen we onzorgvuldig om. Elke dag komt er 5,1 hectare ruimtebeslag bij in Vlaanderen (Pismans et al., 2021). Op deze manier is tegen 2050 35% (Engelen, 2016) van Vlaanderen ingenomen door nederzettingen. We zetten onze eigen noden boven die van het ecosysteem waarin we leven, wat resulteert in de gekende klimaat- en milieuproblematieken.
Het inrichten van land voor wonen zorgt voor een belasting van ons oppervlaktewater. Het ongezuiverd afvalwater van huishoudens zorgt voor 13% van het stikstof en 30% van het fosfor in onze waterlopen (VMM, 2019). De bevoegde instanties sturen aan op een geïntegreerde werking tussen de beleidsvelden om deze problematiek in te dijken.
Door middel van dit onderzoek werd in kaart gebracht in welke mate deze integratie al in de praktijk werd gerealiseerd en welke actoren hier een cruciale rol in spelen. Uit het onderzoek blijkt dat de mate waarin het aspect huishoudelijk afvalwater geïntegreerd is in het Vlaamse ruimtelijk beleid eerder beperkt is. Er wordt op een conventionele manier beleid gevoerd dat zich baseert op technische expertise en rigide regelgeving. Dit ondanks dat de kritieke actoren ervan overtuigd zijn dat samenwerking de enige manier is om hun individuele doelen te behalen.